Een goede vriendin had filmpjes laten zien van herten die rond een poel dartelden en wilde zwijnen die er kwamen drinken met hun kleintjes. Ze was op wildexcursie geweest met Staatsbosbeheer, en ik wist direct wat ik mijn vriendin zou geven voor ons tweejarig samenzijn.
Het was ook een beetje een kado aan mezelf. Ik had nog nooit een hert of een zwijn in het wild gezien. Mijn vriendin wel. Alsnog vond ze het een leuk idee.
*
Een paar maanden later reden we op een zaterdagavond op OV-fietsen van station Nunspeet naar het ontmoetingspunt in Vierhouten, een dorpje aan de rand van de Veluwe. Onderweg keken we of we door de bomen misschien al iets zagen.
Op het ontmoetingspunt troffen we de rest van de groep en twee vrijwillige boswachters van Staatsbosbeheer, Ingrid en Marco. In een stenen gebouwtje hielden zij eerst een voorlichtingspraatje, waarbij ze geweien en schedels lieten rondgaan van dieren die we die avond konden gaan zien. Bij elk object vroegen de boswachters ons van welk dier het was geweest.
Er kwamen veel feitjes voorbij. Ingrid vertelde dat een roedel zwijnen wordt aangevoerd door een leidzeug en dat de jongen frislingen heten. Marco vertelde dat er alleen al in Gelderland 2700 keer per jaar wild wordt aangereden. Hij gaf van elk dier het gewicht, steeds gevolgd door: ‘Dat wil je niet op je auto hebben.’
Hij vertelde ook dat je afgeschudde geweien niet mag meenemen, want zodra iets op de bosvloer ligt, is het van Staatsbosbeheer. ‘Tenzij je natuurlijk een snoekduik maakt, precies als het gewei van het hoofd van het hert valt.’ Marco had een twinkeling in zijn ogen, wachtend op de lach van de groep, die ook kwam.
Daarna vertelde hij dat mannelijke damherten in hun eigen urine rondrollen om de vrouwtjes te verleiden. ‘Ik kan het niet aanraden’, zei Marco, alsof hij het daadwerkelijk zelf eens geprobeerd had. De groep lachte onzeker.
Een paar jaar geleden gaf Staatsbosbeheer nog 100% wildgarantie op deze excursie, zei Ingrid. Het klonk als een reclameslogan voor goedkoop hertenvlees bij de Aldi: 100% wildgarantie! Dat die garantie er nu af is, zei Ingrid, kwam door de wolf en door de toegenomen recreatie, waardoor de dieren schuchterder waren geworden. ‘We hebben ze dus niet aan een lijntje.’
Ingrid zei: geen 100% wildgarantie. Maar het woord dat bleef hangen was: wildgarantie.
Dat effect werd versterkt door het feit dat Ingrid en Marco zelf ook niet al te bezorgd klonken. Even later somden ze alweer op waar we ons op mochten verheugen: dassen, vossen, zwijnen, edel- en damherten. ‘En reeën’, zei Ingrid, ‘maar dat is niet zo bijzonder, die kun je overal zien.’ Dat klopt: mijn vriendin ziet ze vaak vanuit de trein naar haar werk.
Na de voorlichting begon de wandeling richting het rustgebied van de dieren, waar je normaal niet mag komen. Ingrid ging voorop. ‘Onze leidster’, zei Marco. ‘Ja, de leidzeug’, reageerde Ingrid. Zo had een man haar vorige keer genoemd. Dit keer durfde niemand te lachen.
Na een paar minuten stopte ze. ‘Waarom stop ik hier?’ vroeg Ingrid. Omdat hier dieren hebben gelopen, wist een vrouw. Ingrid knikte. Daarna liet ze ons van alle naaldbomen die er stonden raden welke soort het was.
Een paar minuten later stopten we opnieuw, nu bij een groef rond een dode boom. Marco ging iets hoger staan en vroeg ons wat hier was gebeurd. Dat wisten we niet. Marco vertelde dat zwijnen hier naar larven van het vliegend hert graven. Hij vroeg of we wisten hoeveel eitjes het vliegend hert legt. ‘Honderd’, gokte iemand. ‘Tien’, zei een ander. Marco knikte langzaam, keek ons onderzoekend aan en zei ten slotte: ‘Vijftien tot twintig.’ Zijn toon klonk betekenisvol, maar ik wist niet of ik het veel of weinig moest vinden. ‘En hoe lang duurt het tot ze uitkomen?’ Ik vroeg me af of Marco het voor mogelijk hield dat er iemand was die niet wist hoeveel eitjes het vliegend hert legt, maar wel wanneer ze uitkomen. ‘Zes tot acht jaar’, zei hij uiteindelijk. Lang, vond iedereen. En dan opgegeten worden door een zwijn.
Een derde stop en overhoring verder — over tonderzwammen, waarom die zo heten en wat je ermee kunt — kwamen we bij het rustgebied. Vanaf hier moesten we stil zijn. Na een korte, behoedzame slingerloop kwamen we bij de observatiepost van Staatsbosbeheer, een soort holle, houten schutting met bankjes om op te zitten en een venster om doorheen te turen.
De observatiepost, gefotografeerd vanaf de zijkant. Foto: Alex Hoekerd
We keken naar een poel omringd door bomen en daarachter een grasveld. In de poel zwom een handvol kleurrijke mandarijneenden. Door mijn verrekijker tuurde ik naar wat donkere plekken, om al snel te concluderen dat het niks was.
Na een minuut of vijftien kwam er in de verte iets bruins het gras op huppelen. Frislingen, gierde het door me heen. Opgewonden tikte ik mijn vriendin op haar schouder, maar de dansende bruine vlekjes bleken twee hazen. Ook die kun je vanuit de trein zien.
Bijna een uur verstreek. Mijn vriendin en ik wisselden de verrekijker af, steeds minder gretig, tot we hem allebei niet meer oppakten. De hazen waren vertrokken, de bonte kleuren van de mandarijneenden doofden in de inzettende schemering. Ik keek naar mijn vriendin en hoopte vurig dat er nú een gigantisch edelhert door het struikgewas zou breken, achternagezeten door een stel vossen. Maar het werd steeds sneller donker, en als zich nog dieren gingen vertonen, zouden ze schimmen zijn.
Ingrid en Marco gebaarden dat we gingen vertrekken. In stilte liepen we weer terug, het hoofd gebogen als in een begrafenisstoet. Bij de overgang van het rustgebied naar het gewone wandelgebied hielden we halt.
‘Nou, dat was niet veel’, nam Marco het woord. ‘Vijf mandarijneenden en twee hazen. Helaas geen wild.’ De groep reageerde welwillend: jammer, maar niks aan te doen. Toch leken we samen iets te verwerken te hebben. Niemand maakte nog aanstalten voor de wandeling terug. ‘Hoe vaak gebeurt dit nou?’, vroeg een vrouw de boswachters. ‘Eh…’, zocht Ingrid naar woorden. ‘Niet vaak.’ ‘Nou, dan hebben we toch iets unieks meegemaakt’, zei de vrouw opgewekt. De rest lachte, maar de vrouw leek het te menen. ‘Je moet het positief bekijken, toch?’
‘We hebben ze niet aan een lijntje’, besloot Ingrid. ‘Gelukkig maar.’
Op de terugweg ging Marco voorop. ‘Nou, volgende keer geef ik je gewoon weer een leuk boek’, zei ik met iets te veel zelfmedelijden tegen mijn vriendin. Ze kneep in mijn hand. ‘Nee joh’, zei ze. ‘Het was leuk.’
Toen we bijna het bos uit waren, maakte Marco plotseling een gebaar om te stoppen. ‘Koppen dicht’, siste Ingrid. Een paar seconden stond de groep stokstijf stil, spiedend naar iets van beweging in het duister, totdat Marco zijn arm liet zakken en we voor de laatste keer onze weg vervolgden.
Waardeerde je dit verhaal? Een donatie is bijzonder welkom.
Sidderingen is een nieuwsbrief van mij, Menno van den Bos. Ik ben journalist en schrijver.
Wil je deze nieuwsbrief liken? Dat helpt mij in het algoritme!
Lees ook mijn andere nieuwsbrief, De hype is real: